12 december 2022

EUROMIL: veel bereikt, maar ook nog veel te doen

Dit jaar is het 50 jaar geleden dat EUROMIL, de organisatie van militaire vakbonden en verenigingen in Europa, werd opgericht. Wat ooit begon als een clubje van militairen uit vijf landen, is uitgegroeid tot een koepel van meer dan 30 organisaties uit 20 landen. Vooral voor militairen in Zuid- en Oost-Europa is veel bereikt, maar volgens EUROMIL-president Emmanuel Jacob zijn er nog genoeg uitdagingen.

Tekst: Fred Lardenoye

Het was natuurlijk niet toevallig dat de founding fathers van EUROMIL zo’n 50 jaar geleden voornamelijk uit West- en Noord-Europa afkomstig waren. Verenigingsrecht voor militairen was er destijds met name in landen als België, West-Duitsland, Denemarken en Nederland. Het is vooral aan het Deutsche Bundeswehrverband te danken dat verenigingen uit die landen in 1972 de koppen bij elkaar staken om EUROMIL op te richten. 
Emmanuel Jacob, president van EUROMIL sinds 2006 en zelf afkomstig uit de Belgische militaire vakbond ACMP: “Een aantal bonden kwam voor die tijd al bij elkaar, de Belgen en Nederlanders al in de jaren twintig van de vorige eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de Duitsers erbij en deze drie landen zijn de motor geweest in die samenwerking. Zij legden in 1970, samen met de Denen, de kiem voor een Europese koepelorganisatie van nationale militaire verenigingen. Het oorspronkelijke doel was vooral het uitwisselen van informatie.”       

Verenigingsrecht
De ambities van EUROMIL werden al snel groter. “Mede door een aantal ontwikkelingen in Europa op het gebied van Defensie groeide EUROMIL stap voor stap uit tot een lobby-organisatie om het verenigingsrecht, dat in veel landen niet bestond, erkend te krijgen,” vertelt Jacob. “De verenigingen in de oprichtingslanden waren inmiddels uitgegroeid tot militaire vakbonden, dat gold met name voor Nederland, België en Denemarken. EUROMIL ontwikkelde zich gaandeweg als een organisatie die de Europese militair via de aangesloten verenigingen en vakbonden op het internationale vlak kon vertegenwoordigen. De hoeksteen daarvan was het verenigingsrecht.” 
Dat is na 50 jaar nog steeds het geval, want behalve de genoemde landen in West-Europa is het recht van militairen om zich te verenigen in de meeste andere landen, vooral in Zuid- en Oost-Europa, nog niet overal erkend. Jacob: “En naast dat verenigingsrecht gaat het natuurlijk om wat ze kunnen doen op het gebied van overleg over arbeidsvoorwaarden. In veel landen komen militairen niet aan de onderhandelingstafel. Je hebt daar wel verenigingen, maar die zijn niet te vergelijken met de militaire vakbonden die we in Nederland, België en de Scandinavische landen kennen.”

Zuid-Europa
Toch heeft EUROMIL met name in Zuid-Europa wel de nodige resultaten geboekt. Zo hebben militairen in Portugal inmiddels het verenigingsrecht, iets waar EUROMIL in belangrijke mate aan bijgedragen heeft. Hetzelfde geldt voor Spanje. Jacob: “Daarvoor heeft EUROMIL permanent internationale druk uitgeoefend. We zijn nu bezig met een collectieve klacht bij het Europees Comité voor Sociale Rechten in Straatsburg tegen Portugal om ook het recht op collectief overleg en andere vakbondsrechten te bewerkstelligen en hetzelfde gaan we doen met Spanje.”
Zo heeft EUROMIL eerder al een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan het toekennen van verenigingsrecht voor Ierse militairen. “Maar ook daar zijn nog steeds geen vakbondsrechten, hoewel er onlangs een soort voorwaardelijk lidmaatschap is verkregen binnen de Ierse vakbondsorganisatie,” aldus de president van EUROMIL. Hoe hardnekkig het ontzeggen van vakbondsrechten in sommige landen is, blijkt wel uit Italië. Al in 1972 bij de oprichting van EUROMIL waren er Italiaanse militairen aanwezig, maar anno 2022 is er nog steeds geen echt verenigingsrecht voor hen. Jacob: “Als EUROMIL hebben we tot in het Italiaanse parlement dat recht bepleit en er is nu een wetswijziging gekomen waardoor organisaties van militairen zich ‘vakbondsachtig’ mogen ontwikkelen. Een kleine, maar belangrijke stap.”

Oekraïne
De vreemde situatie doet zich voor dat in sommige landen van het voormalige Oostblok er inmiddels wel verenigingsrecht is. “In Hongarije bijvoorbeeld hebben militairen vakbondsrechten en werken ze ook in vakbondsorganisaties, hoewel zij wel worden gecontroleerd door de militaire autoriteiten,” benadrukt Jacob. “Ook in Servië is weliswaar vakbondsrecht voor militairen, maar is er een grote politieke inmenging. De Balkan is een regio waarop we ons volgend jaargaan focussen. Zo gaan we voor militaire organisaties van die regio in het voorjaar op neutraal terrein een congres organiseren.” Het is met name aan de ontwikkelingen in Oost-Europa te danken dat EUROMIL een enorme groei heeft doorgemaakt en inmiddels 33 aangesloten organisaties kent uit 20 Europese landen. 

Geen contact
Sinds de inname van de Krim door Rusland is er daarentegen geen contact meer met Russische organisaties van militairen. Jacob: “Een aangesloten organisatie van Oekraïense militairen is sinds het begin van de oorlogshandelingen ook afgehaakt, maar ik ben in 2018 samen met EUROMIL-penningmeester Ton de Zeeuw naar de Oekraïne gereisd omdat we contact hadden met een soort van ‘vrijwilligers’ die in de Donbass actief zijn. Onder hen spelen problemen als PTSS. Dat kan Oekraïne niet alleen oplossen. Behalve een staakt-het vuren tussen de strijdende partijen roepen we dan ook op om hier hulpprogramma’s op te starten voor dit soort problemen.”

Toekomstige uitdagingen
Behalve het blijven opkomen voor het verenigingsrecht voor militairen in vooral Zuid- en Oost-Europa, liggen er de nodige uitdagingen voor EUROMIL. Onder meer op het gebied van klimaatverandering en de gevolgen voor Defensie, de toename van de inzet van reservisten en het verbreden van de doelgroep naar veteranen, ook van de politie. “Voor zover we dat niet al doen, gaan we daarmee aan de slag samen met andere organisaties die op dit terrein actief zijn. Zo hebben we al een intensieve samenwerking met EuroCOP, zeg maar EUROMIL voor politieagenten.”
Maar de grootste uitdaging ligt volgens Jacob in de toenemende militaire samenwerking in Europa. “Een probleem daarbij is dat je mensen samen inzet in dezelfde opdracht en bedreiging, maar in een totaal ander werkkader. Neem de arbeidstijden, die zijn in Nederland al heel anders dan in België. Maar in diverse landen zijn ze überhaupt niet gedefinieerd. De regeling voor wachtdiensten bij het Eurocorps in Straatsburg verschilt per land, terwijl ze exact hetzelfde doen. EUROMIL is de laatste 10 tot 15 jaar permanent aan het lobbyen voor dezelfde arbeidsvoorwaarden als het gaat om dezelfde omstandigheden.”

Europese interventiemacht
EUROMIL heeft niet voor niets zijn hoofdkantoor in Brussel. Daar wordt gelobbyd bij leden van het Europees parlement en de Europese Commissie. Jacob: “Zowel de EU als de NAVO heeft onlangs ingezet op nog meer militaire samenwerking, waardoor tienduizenden Europese militairen aan de oostgrens worden samengetrokken, dat is een uitdaging voor de toekomst. Zo is er onder meer sprake van een Rapid Deployment Capacity, een interventiemacht van 5000 militairen, die in 2025 operationeel moet zijn. Als EUROMIL vinden we dat zo’n militaire eenheid onder Europese vlag ook onder eenzelfde sociaal kader moet opereren, dus met dezelfde arbeidsvoorwaarden. We krijgen daar gelukkig ook steeds meer weerklank voor in het Europarlement.” En Jacob voegt er strijdbaar aan toe: “We bestaan 50 jaar, er is in die tijd veel gebeurd, maar er is ook nog heel veel te doen. De komende drie tot vijf jaar kunnen daarin weleens heel cruciaal zijn.”

Dit artikel staat in de op 10 december verschenen uitgave van ons ledenmagazine Interventie. Het volledige artikel, inclusief een interview met Ton de Zeeuw, oud-voorzitter van de MARVER en penningmeester van EUROMIL, vind je in deze uitgave. De nieuwste Interventie kun je ook lezen via onze website of onze ledenapp! 

Meer over:
Euromil