‘Medezeggenschapscommissies zijn een groot goed’
Als Hoofdbestuurslid van de MARVER ontvouwde Eric Kienhuis eerder dit jaar in ons bondsmagazine Interventie al kort zijn visie op de algehele medezeggenschap binnen de KMar. Met medezeggenschap in zijn portefeuille en jarenlange (werk-)ervaring op dit terrein heeft Eric hierover uitgesproken standpunten en is hij niet bang om kritische noten te kraken over noodzakelijke verbeteringen. Daarom voelen we hem nu in een uitgebreid interview aan de tand over een onderwerp dat hem na aan het hart gaat. “MC-leden moeten meer tijd krijgen om hun medezeggenschapswerk goed te kunnen invullen.”
Sinds wanneer houd je je bezig met het onderwerp medezeggenschap?
“Ruim 19 jaar geleden werkte ik nog als rechercheur bij het sluisteam op Schiphol, dat zich tot op de dag van vandaag bezighoudt met de bestrijding van mensenhandel- en smokkel. Ik herinner me dat Ton de Zeeuw als toenmalig MARVER-voorzitter op een ochtend achter mijn bureau stond en me vroeg of ik een toekomst voor mezelf zag weggelegd in de medezeggenschap. Ik had geen idee wat dit allemaal voor mij zou gaan betekenen. Sinds het begin van mijn loopbaan bij de KMar heb ik een goede belangenbehartiging van alle KMar-medewerkers altijd belangrijk gevonden. Ook hechtte ik er toen al veel waarde aan om collega’s waar mogelijk vooruit te helpen met mijn kennis en ervaring. Ik ging al snel overstag en deed als MARVER-lid mee aan de medezeggenschapsverkiezingen voor het District Schiphol. Uiteindelijk werd ik gekozen en ben ik voorzitter van de MC van het District Schiphol geworden.”
Welke andere rollen op dit gebied heb je door de jaren heen vervuld?
“Naast mijn voorzitterschap van de MC van het District Schiphol werd ik ook voorzitter van het COM, het Centraal Overleg Medezeggenschap. Dit was een poging van de toenmalige districtsmedezeggenschappen om ook op het niveau van de Commandant der Koninklijke Marechaussee de medezeggenschap in te richten. Onder andere naar aanleiding van de inspanning van het COM besloot de minister van Defensie uiteindelijk in overleg met de vakbonden om verschillende DMC-en (Defensieonderdeel Medezeggenschapscommissies, red.) op te richten. Vanuit het DMC nam ik ook deel aan de oprichting van de Centrale Medezeggenschapscommissie Defensie (CMC, red.). Op dit moment treed ik op als adviseur van de MC LTC. Sinds vorig jaar ben ik Hoofdbestuurslid van de Marechausseevereniging en heb ik medezeggenschap in mijn portefeuille.”
Wat is de meerwaarde van medezeggenschap binnen de Kmar?
“Medezeggenschap en medezeggenschapscommissies binnen de KMar zijn een groot goed; ze zijn een vorm van medewerkersparticipatie. Als democratisch gekozen vertegenwoordigers van het personeel mogen zij met de leiding meedenken over belangrijke keuzes binnen de organisatie. Hierbij moet de leiding tot overeenstemming komen met de MC, voordat deze keuzes mogen worden uitgevoerd. Dit is het zogeheten ‘overeenstemmingsprincipe’. Bijzonder als je bedenkt dat de ondernemingsraden in het bedrijfsleven alleen adviesrecht hebben. Medezeggenschap is een
een voorrecht waarop we zuinig moeten zijn binnen de defensie-organisatie. Uitgangspunt bij dit principe is dat de commandant overeenstemming moet bereiken met de MC over zaken die zijn beschreven in het Besluit Medezeggenschap (BMD, red.). Een respectvolle en constructieve relatie tussen de MC en de leiding kan zorgen voor een vlotte afhandeling van reorganisaties en andere zaken die belangrijk zijn voor werkgever en werknemer. Wederzijds vertrouwen speelt hierbij ook een grote rol.”
Hoe loopt dit anno 2021 in de dagelijkse praktijk?
“Naar mijn idee gaat het op dit moment redelijk goed met de algehele medezeggenschap bij de KMar. Op sommige plekken constateer ik echter dat commandanten en officieren er op uit zijn de rol van de medezeggenschap terug te dringen. Zij beschouwen de medezeggenschap onterecht als een ‘zeurende tegenmacht’ die nodeloos vertragend werkt bij besluitvormingstrajecten. En dit terwijl een goed functionerende MC een echte ruggensteun kan vormen voor een organisatie, óók als die op basis van goede argumenten tot de conclusie komt dat een commandant op een bepaald terrein de plank volledig misslaat.
Als adviseur maak ik de ontwikkelingen binnen het MC LTC van nabij mee. Deze 14-koppige medezeggenschapscommissie, met overwegend MARVER-leden, vormt een jonge groep enthousiastelingen. Als democratisch gekozen vertegenwoordigers van het personeel moeten zij het respect krijgen waarop zij recht hebben, de benodigde kennis verzamelen én ervan overtuigd raken dat hun ideeën relevante verbeteringen in de operatie kunnen opleveren.
De commandant van het LTC heeft het mandaat voor het overleg met de medezeggenschap overgedragen aan zijn plaatsvervanger en treedt sinds kort alleen op als overlegvoorzitter van de al bijna twee jaar durende reorganisatie van het LTC, stap 4. Deze reorganisatie heeft echter verstrekkende gevolgen die vervolgens met de plaatsvervanger moeten worden besproken. Hierdoor worden de onderhandelingen onnodig ingewikkeld gemaakt. Dit heeft niet alleen een vertragende werking op de reorganisatie, maar ook op de andere processen binnen het LTC.”
Zijn deze problemen bij het MC LTC door te trekken naar andere defensieonderdelen?
“Ja, bepaalde problemen komen bij alle defensieonderdelen voor. Zo kun je stellen dat de Hoofden Dienst Eenheid (HDE, red) de MC-leden vaak nog onvoldoende kansen bieden om gelijkwaardige gesprekspartners te zijn. Zij moeten deze leden op diverse manieren faciliteren om op hetzelfde kennisniveau te komen, waardoor er ook op een gelijkwaardige manier over onderwerpen kan worden onderhandeld. Voor een MC-lid is zijn of haar operationele KMar-werk heel wat anders dan op beleidsniveau praten over belangrijke onderwerpen, zoals reorganisaties. De HDE’s moeten de medezeggenschap meer omarmen en verduidelijken hoe bepaalde beleidszaken in elkaar steken. Verder zouden MC-leden, indien noodzakelijk, meer tijd en vrijstellingen van hun werk moeten krijgen om hun medezeggenschapswerk goed te kunnen invullen. Zij hebben dan wel de verantwoordelijkheid om deze tijd goed te benutten. Uiteindelijk kun je zeggen dat elke HDE de MC krijgt die hij of zij verdient.
Daarnaast is het belangrijk dat MC-leden, als zij stoppen met hun werkzaamheden voor de MC, de mogelijkheid hebben om hun geplande loopbaan voort te zetten. Het werk voor de MC mag hierbij geen belemmering zijn. Op dit terrein kan een belangrijke rol voor de HDE zijn weggelegd.”
Het volledige interview met Eric Kienhuis over de medezeggenschap bij de KMar lees je in de op 3 juli verschenen uitgave van Interventie.