MARVER wil vangnet voor ANW-risico na wijziging middelloonregeling ABP
De MARVER heeft ingestemd met de afspraken die de werkgevers en de ambtenarenbonden eind juni hebben gemaakt over wijzigingen in de ABP-middelloonregeling vanaf 1 januari 2018. De pensioenregeling voor het burgerpersoneel bij defensie. Het bestuur en de kaderleden van de MARVER stelden wel als voorwaarde dat er maatregelen worden genomen om te voorkomen dat partners van de huidige ABP-deelnemers financieel de dupe worden van het afschaffen van de zogenaamde ANW-compensatie voor nieuwe gevallen.
Deze ABP-pensioenregeling geldt bij Defensie alleen voor de burgerambtenaren. Militairen hebben een eindloonregeling en deze kan alleen aangepast worden na overeenstemming in het overleg met defensie. Door opschorting van dit overleg in verband met de vastgelopen arbeidsvoorwaarden gesprekken blijft de eindloonregeling vooralsnog ongewijzigd.
Afschaffing ANW-compensatie
Het enige echte pijnpunt in het onderhandelaarsakkoord is eigenlijk de afschaffing van de zogenaamde ANW-compensatie voor nieuwe gevallen vanaf 1 januari 2018. Anno 2017 krijgen achtergebleven partners van ambtenaren tot hun eigen AOW-gerechtigde leeftijd naast hun nabestaandenpensioen vaak ook nog een aanvullende uitkering, de Algemene Nabestaandenwet- of ANW-compensatie. Deze compensatie wordt aan nabestaanden tot 39 jaar maximaal één jaar uitgekeerd. Oudere nabestaanden krijgen de uitkering jaarlijks tot aan de eigen AOW-/pensioengerechtigde leeftijd.
Door het verhogen van de opbouw van het nabestaandenpensioen naar 70 procent voor alle deelnemers (zie nadere uitleg hieronder) is er vanaf 2018 helaas geen fiscale ruimte meer om deze compensatie te kunnen handhaven. Bij de meeste achterblijvende partners van ABP-deelnemers zal dit verlies worden goedgemaakt door het opgebouwde hogere nabestaandenpensioen. Dat geldt echter niet voor de partners van ABP-deelnemers die nu veertig jaar of ouder zijn; zij lopen na het afschaffen van de ANW-compensatie het risico op een flink financieel nadeel als hun wederhelft voor zijn AOW-/pensioengerechtigde leeftijd komt te overlijden.
ANW-vangnet
De leden van de MARVER en die van de andere bonden van FNV Veiligheid – politiebond NPB en de AFMP – hebben de ACOP laten weten ‘in principe’ tevreden te zijn over het bereikte onderhandelaarsakkoord. Volgens hen is van de nood zo goed mogelijk een deugd gemaakt. Wel hebben de bonden bij de ACOP aangedrongen op maatregelen tegen de financiële risico’s die het afschaffen van de ANW-compensatie vanaf 2018 met zich meebrengt voor de huidige ABP-deelnemers met partners die 40 jaar of ouder zijn.
Begin september zullen in de eerstvolgende bijeenkomst van ‘de Pensioenkamer’ de mogelijkheden voor het gewenste ‘vangnet’ worden besproken.
Achtergrond: Hoe zit deze wijziging precies in elkaar?
De pensioenregeling voor (burger)ambtenaren moet om twee redenen worden aangepast vanaf begin volgend jaar. Ten eerste hebben ABP en de wettelijke toezichthouder op de pensioenfondsen – De Nederlandse Bank – aan de bel getrokken over de toegenomen ingewikkeldheid van de regeling. Hoog tijd om de afspraken te stroomlijnen en het risico op fouten en misverstanden te beperken en tijdverlies te voorkomen. Ten tweede zijn aanpassingen nodig omdat vanaf 1 januari 2018 verandering komt in de voorwaarden die de Belastingdienst stelt aan collectieve pensioenregelingen. Als de pensioenregeling van het ABP vanaf 2018 niet aan de nieuwe voorwaarden voldoet, is ze niet langer ‘fiscaal zuiver’ en dat kan het fonds – en dus indirect ook de werkgevers en werknemers – heel veel geld kosten aan opgelegde fiscale (na)heffingen.
Pensioenrichtleeftijd
Zoals bekend heeft het kabinet Rutte II de hoogte van de pensioenrichtleeftijd (de startleeftijd van het pensioen die de overheid financieel mogelijk wenst te maken door een belastingvrije inleg) gekoppeld aan de levensverwachting. Dit overheidsbeleid is door het kabinet opgenomen in wetgeving. Het gevolg daarvan is dat de pensioenrichtleeftijd per 1 januari 2018 met een jaar wordt verhoogd van 67 jaar naar 68 jaar.
De overheid gaat ervan uit dat de pensioenregelingen op dit punt worden aangepast, waardoor een ambtenaar vanaf 1 januari 2018 per dienstjaar een minder groot deel van zijn aanvullende pensioen opbouwt dan voorheen. Praktisch biedt de afgedwongen langere opbouwtijd ruimte voor een premieverlaging – en daar is het de overheid in haar rol van werkgever natuurlijk om te doen. (Zoals bekend betaalt de werkgever 2/3 van de pensioenpremie voor ambtenaren.) Niet alleen is hij dan minder geld kwijt aan pensioenpremie, ook stijgen zijn inkomsten doordat ambtenaren over een hoger brutobedrag loonbelasting gaan afdragen.
Wettelijk automatisme
De MARVER moet dit besluit helaas tandenknarsend accepteren als een voldongen feit, aangezien de wettelijke koppeling van de startleeftijd van de (aanvullende) pensioenen aan de levensverwachting door een meerderheid in de Tweede en Eerste Kamer is goedgekeurd. Dat betekent dat de zaak juridisch stevig beklonken is. Daar staat tegenover dat de onderhandelaars namens de MARVER hun huid (opnieuw) duur hebben verkocht.
De onderhandelingen zijn gevoerd door vertegenwoordigers van de gezamenlijke overheidswerkgevers (Verbond Sectorwerkgevers Overheid oftewel de VSO) en de overheidswerknemers (de Samenwerkende Centrales voor het Overheidspersoneel oftewel de SCO). De bijeenkomsten van deze onderhandelaars vinden plaats in de Pensioenkamer (PK) van de Raad voor het overheidspersoneelsbeleid (ROP). Als FNV-bond was de MARVER in dit pensioenoverleg op het hoogste niveau vertegenwoordigd door deskundigen van de centrale waarbij de MARVER is aangesloten, de Algemene Centrale voor Overheidspersoneel (ACOP).
Minder inleg per jaar
De inzet van de overheid was dat de ‘vrijvallende’ pensioenpremie (1,2 procentpunt) volledig zou terugvallen aan de werknemers en (vooral) aan de werkgever (= de overheid). De onderhandelaars namens het overheidspersoneel hebben echter voor elkaar gekregen dat een deel van het geld opnieuw wordt geïnvesteerd in de pensioenvoorzieningen.
Verhoging nabestaandenpensioen
Om te beginnen wordt de opbouw van nabestaandenpensioen voor alle ABP-deelnemers in de middelloonregeling vanaf 1 januari 2018 verhoogd naar 70 procent. Een terugkeer naar de situatie voor 2005. In dat jaar werd de opbouw voor deelnemers onder de 65 jaar namelijk verlaagd van zeventig naar vijftig procent van het ouderdomspensioen.
Bovendien wordt overgestapt op volledige kapitaaldekking. Dit betekent niet alleen dat je de opgebouwde rechten kunt ‘meenemen’ naar een ander pensioenfonds, maar ook dat het kapitaal desgewenst uit te ruilen is voor een hoger ouderdomspensioen. Nog een positieve wijziging: is een nabestaandenpensioen eenmaal ingegaan, dan wordt het niet meer verlaagd als de partner hertrouwt. Dit geldt ook voor mensen die al een nabestaandenuitkering hebben.
Ook het wezenpensioen wordt verbeterd. Bestaande gevallen blijven tot hun 21-ste tien procent van het ouderdomspensioen uitgekeerd krijgen; nieuwe gevallen krijgen vanaf 1 januari 2018 direct veertien procent met een maximale looptijd tot 25 jaar.
Op basis van de afspraken in het onderhandelaarsakkoord zal de aangekondigde stijging van de pensioenpremie vanaf 1 januari 2018 beperkt blijven tot 1,4 procentpunt in plaats van 2,2 procentpunt. Zoals bekend betaald de werknemer 30% van de pensioenpremie en de werkgever 70%.