26 april 2017

Compensatie AOW-gat burgerambtenaren volgens Centrale Raad in orde

Op 26 april 2017 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een aantal zaken van burgerambtenaren van Defensie met een wachtgelduitkering op grond van het Sociaal Beleidskader 2004 die worden geconfronteerd met een AOW-gat.

Volgens de Raad betekent het beëindigen van de wachtgelduitkering bij de leeftijd van 65 jaar, en het vervolgens toekennen van:
a) een bedrag ter hoogte van een netto AOW-uitkering
b) het geven van een compensatie voor het vervroegd naar voren halen van het pensioen dat na 2014 is opgebouwd en
c) het waar nodig verstrekken van een aanvulling tot 90% van hetgeen men zou hebben gehad als de AOW-leeftijd niet zou zijn verhoogd,
geen ‘excessieve inbreuk op gerechtvaardigde verwachtingen’.

De Raad oordeelt dat onder de gerechtvaardigde aanspraak moeten worden verstaan: de situatie waarbij de AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd 65 jaar zou zijn. De Raad overweegt uitdrukkelijk dat de gerechtvaardigde aanspraak niet bestaat uit het laten doorlopen van de wachtgelduitkering tot aan de verhoogde AOW-leeftijd. Kortom: de Raad steunt de minister van Defensie in het standpunt dat de verbeterde compensatieregeling de definitieve regeling is.

Gerechtvaardigde verwachting
Op 18 juli 2016 had de Raad al geoordeeld dat de minister van Defensie direct onderscheid naar leeftijd maakt, omdat wachtgelders jonger dan 65 jaar nog wel een wachtgelduitkering krijgen en wachtgelders ouder dan 65 jaar niet meer. De Raad moet vervolgens beoordelen of dit onderscheid kan worden gerechtvaardigd. De Raad oordeelde op 18 juli 2016 nog dat de compensatie die toen werd gegeven (een bedrag ter hoogte van een bruto AOW-uitkering) juridisch niet door de beugel kon. Als het gaat om de nieuwe compensatie (zie de punten a-c) komt de Raad tot de conclusie dat er geen sprake is van een ‘excessieve inbreuk op de gerechtvaardigde verwachting’.

Inkomensval
De Raad geeft aan dat gedurende het AOW-gat nog wel sprake is van een netto inkomensval (maximaal 10% van de gerechtvaardigde aanspraak), maar dat deze terugval beperkt is. Vanaf de AOW-leeftijd is er ook sprake van een netto inkomensverlies, maar deze is beperkt van 1 tot enkele procenten. Volgens de Raad mag de minister, gezien het geringe verlies aan inkomsten, verwachten dat de wachtgelders hun pensioen naar voren halen (= laten ingaan bij de leeftijd van 65 jaar). Ook de andere aangevoerde gronden, zoals dat sprake is van verboden onderscheid naar burgerlijke staat en dat het eigendomsrecht is geschonden, kunnen niet slagen.

Onderbouwing
De Raad verklaart het beroep wel gegrond, omdat hij vindt dat de besluiten niet met concrete financiële informatie waren onderbouwd (daarom moet de minister wel de proceskosten en griffierechten vergoeden). Maar omdat de minister gedurende de procedure deze gegevens wel heeft aangeleverd, laat de Raad de ‘rechtsgevolgen’ van het besluit in stand. Met andere woorden: de minister kan volstaan met de nieuwe compensatie (zie de punten a-c).

Teleurgesteld
De MARVER is teleurgesteld. Wij hadden gehoopt de Raad ervan te kunnen overtuigen dat de inkomensval, zowel gedurende het AOW-gat als na de AOW-leeftijd, nog excessief was. Hoewel we in de loop van de procedure wel meer compensatie hebben kunnen afdwingen, moeten we genoegen nemen met deze definitieve uitspraak.

Situatie militairen
Deze uitspraak ziet specifiek op de situatie van burgerambtenaren met een wachtgelduitkering. Op de uitkomst van de UGM- en MWR-procedure (een aantal zaken is op 20 april 2017 door de Raad behandeld) kunnen we niet vooruitlopen. Naar verwachting zal de Raad in deze zaken op 1 juni 2017 uitspraak doen.

Zaken in bezwaar- of beroepsfase
De wachtgeldzaken en de BWW-zaken die nog in de bezwaar- of beroepsfase zitten, zullen naar verwachting door de minister van Defensie respectievelijk de rechtbanken overeenkomstig de uitspraak van de Raad van 26 april 2017 worden afgedaan. Dit betekent dat ook in die zaken zal worden geoordeeld dat de nieuwe compensatie (zie hiervoor, a-c) voldoende is. Het kan nog enige tijd duren voordat alle zaken worden afgedaan. Zodra er besluiten zijn over individuele zaken zullen wij onze leden persoonlijk informeren.

Bekijk hier de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep